Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU1716

Datum uitspraak2005-08-23
Datum gepubliceerd2005-08-30
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers564/2005
Statusgepubliceerd


Indicatie

Is verzoek voorlopige voorziening ontvankelijk nu echtscheiding is ingeschreven? In casu wel, zie Rov 3.1


Uitspraak

23 augustus 2005 Familiekamer Rekestnummer 564/2005 G E R E C H T S H O F T E A R N H E M Beschikking in de zaak van: [verzoekster], wonende te [woonplaats], verzoekster, verder te noemen “de vrouw”, procureur mr J.W.C. Giebels, tegen [verweerder], wonende te [woonplaats], verweerder, verder te noemen “de man”. 1 De procedure 1.1 Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 3 juni 2005, heeft de vrouw het hof verzocht bij wege van voorlopige voorziening voor de duur van de echtscheidingsprocedure te bepalen dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van partijen € 226,- per kind per maand zal betalen voor de maand april 2005 en met ingang van 1 mei 2005 € 282,50 per kind per maand. 1.2 De mondelinge behandeling van het verzoek heeft op 2 augustus 2005 plaatsgevonden. Namens de vrouw is verschenen mr E.R.T. Tromp, advocaat te Nijmegen. De man is in persoon verschenen bijgestaan door mr W. Bénard – van Deutekom, advocaat te Apeldoorn. 2 De vaststaande feiten Ten aanzien van partijen 2.1 Partijen zijn op 15 april 1994 met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 19 mei 2004 heeft de rechtbank te Zutphen echtscheiding tussen hen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 15 april 2005 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. 2.2 Uit het huwelijk van partijen zijn geboren: - [kind 1], op [geboortedatum] 1994 en - [kind 2], op [geboortedatum] 1995, over wie partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen. De kinderen wonen bij de vrouw. 2.3 Tegen voornoemde echtscheidingsbeschikking van 19 mei 2004 heeft de vrouw bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 24 december 2004 en aanhangig onder rekestnummer 1140/2004, hoger beroep ingesteld bij dit hof. Zij heeft daarbij verzocht de echtscheiding uit te spreken, partijen te bevelen over te gaan tot verdeling van de gemeenschap, te bepalen dat de gewone verblijfplaats van de kinderen van partijen bij de vrouw is, het huurrecht van de echtelijke woning toe te kennen aan de vrouw en een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vast te stellen van € 250,- per kind per maand. 2.4 Bij beschikking houdende voorlopige voorzieningen van 8 maart 2005 heeft dit hof naar aanleiding van de door beide partijen ingediende verzoeken tot het vaststellen van voorlopige voorzieningen voor de duur van het geding de kinderen van partijen toevertrouwd aan de vrouw en bepaald dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres], met bevel dat de man deze woning tot één week na de uitspraak dient te verlaten en niet verder mag betreden. 2.5 Bij beschikking van 22 maart 2005 heeft dit hof de beschikking van de rechtbank te Zutphen bekrachtigd voor zover het de echtscheiding tussen partijen betreft, partijen bevolen over te gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, alvorens verder te beslissen de Raad voor de Kinderbescherming te Zutphen verzocht een nader onderzoek in te stellen en iedere verdere beslissing aangehouden. Ten aanzien van de man 2.6 De man is alleenstaand. Zijn inkomen bestaat uit een vast salaris van € 1.934,- bruto per maand te vermeerderen met vakantietoeslag, een wisselende ploegentoeslag en een overwerkvergoeding. Zijn belastbaar jaarinkomen bedroeg in 2004 € 37.265,-. De man is tegen ziektekosten verzekerd krachtens de Ziekenfondswet. 2.7 De lasten van de man bedragen per maand: - € 4,78 aan premie begrafenisverzekering; - € 150,- aan aflossing op een schuld aan UPC van € 1.996,64 tot 1 mei 2005; - € 261,12 aan aflossing op een schuld van € 4.700,16 aan stadsbank [...] tot 1 mei 2005; - € 150,80 aan aflossing op een schuld van € 5.127,20 aan stadsbank [...] met ingang van 8 september 2005. Ten aanzien van de vrouw 2.8 De vrouw vormt met de kinderen van partijen een gezin. Haar inkomen bedraagt blijkens de salarisspecificatie van week 20 € 238,54 netto per week, te vermeerderen met vakantietoeslag. De vrouw is tegen ziektekosten verzekerd krachtens de Ziekenfondswet. 3 De beoordeling van het verzoek 3.1 Het hof dient allereerst te beoordelen of de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek. Ingevolge artikel 821 in samenhang gelezen met artikel 826 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna te noemen “Rv”) kan geoordeeld worden dat partijen geen verzoek meer kunnen doen tot het vaststellen van voorlopige voorzieningen voor de duur van het geding, indien de echtscheidingsbeschikking reeds is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In het eerste lid van artikel 826 Rv is bepaald dat voorlopige voorzieningen hun kracht verliezen zodra de beschikking waarbij de echtscheiding is uitgesproken, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Nu vervolgens in datzelfde lid onder b is bepaald dat de voorlopige voorzieningen die op de kinderen betrekking hebben hun kracht behouden totdat het gezag overeenkomstig artikel 1:253p BW is begonnen, de man in de hoofdzaak die thans bij het hof aanhangig is onder rekestnummer 1140/2004 heeft verzocht een voorziening in het gezag te treffen, onder de in artikel 826 lid 1 sub b bedoelde voorlopige voorzieningen ook de alimentatie voor de kinderen is te rekenen en het hof op het moment van indiening van het verzoek van de vrouw, 3 juni 2005, nog geen beslissing had genomen op dit verzoek van de man om te voorzien in het gezag, is het hof van oordeel dat de vrouw kan worden ontvangen in haar verzoek tot vaststelling van de kinderalimentatie als voorlopige voorziening. 3.2 De man heeft niet betwist dat de vrouw behoefte heeft aan een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen maar stelt dat hij geen draagkracht heeft. 3.3 Het hof gaat bij de vaststelling van de draagkracht van de man uit van de hiervoor onder 2.6 en 2.7 vermelde financiële gegevens, voor zover daarover hierna niet anders wordt geoordeeld. 3.4 Het hof gaat ten aanzien van het inkomen van de man uit van het belastbaar loon van 2004 van € 37.265,-, nu zijn inkomen maandelijks wisselt. 3.5 De man stelt dat hij op 15 april 2004 een huurovereenkomst heeft gesloten voor een onzelfstandige woonruimte in [...] voor € 660,- per maand en met ingang van 1 juni 2005 een huurwoning huurt in [woonplaats man] met een huur van € 715,- per maand. Het hof houdt rekening met een redelijke woonlast van € 500,-, nu het hof met de vrouw van oordeel is dat een hogere last dan € 500,- per maand in de gegeven omstandigheden onredelijk hoog is en de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij redelijkerwijs geen mogelijkheid had voor een dergelijk bedrag woonruimte te vinden. 3.6 De man verzoekt voorts rekening te houden met kosten van omgangsregeling van € 75,- per maand. Hij heeft verklaard dat hij in de drie maanden voorafgaand aan de mondelinge behandeling twee keer omgang met de kinderen heeft gehad, maar dat hij deze omgangsregeling wil uitbreiden. Het hof acht het wenselijk dat de man de kinderen vaker ziet en houdt rekening met kosten van omgang van € 25,- per maand. 3.7 Het hof houdt voorts rekening met de aflossing van € 150,80 per maand op de nieuwe schuld aan Stadsbank [...] in verband met de financiering van de grafsteen voor het graf van de vader van de man en met de aflossing van € 250,- per maand op een lening die de man is aangegaan bij zijn moeder in verband met een huurachterstand op de voormalig echtelijke woning van partijen. 3.8 Op grond van bovenvermelde feiten en omstandigheden en gelet op de fiscale consequenties van een en ander acht het hof de man in staat na te melden bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te betalen. 3.9 Nu de man overeenkomstig de voorlopige afspraak van partijen aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen heeft betaald, zal het hof na te noemen bijdrage laten ingaan op 1 september 2005. 4 De slotsom Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof het verzoek van de vrouw toe te wijzen als na te melden. 5 De beslissing Het hof beschikkende voor de duur van het geding: stelt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van 1 september 2005 vast op € 174,- per kind per maand; wijst het meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mrs Mens, Van Ginkel en Van den Dungen en is op 23 augustus 2005 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.